Boom die kerstboom werd

Niet weg te denken, lijkt er altijd te zijn geweest. Oersymbool. Toch is de kerstboom zoals we die kennen hier pas in de 19e eeuw geïntroduceerd. En de allereerste vermelding van de spar - daar hebben we het over - als kerstboom is uit Straatsburg, 1521. Vóór die tijd geen kerstbomen, niet deze in elk geval. Wel heilige bomen, met de eik als plaatselijke favoriet. 's Winters is die echter hopeloos kaal, zodat bij het feest van de zonnewende bescheiden, maar wél groengebleven struiken centraal stonden: hulst, jeneverbes, maretak, klimop.

Bomen, daar hebben we iets mee, dat is van alle tijden en culturen. In vroeger tijden misschien meer dan nu, maar toch. Bij de Germaanse stammen die hier ten tijde van het Bijbelse geboorteverhaal woonden, waren het vooral de eiken die tot de verbeelding spraken en tot boomheiligdommen werden bevorderd. Iets wat later door de katholieke kerk werd overgenomen, toen er in oude eiken beelden werden geplaatst of zelfs hele kapellen gebouwd. De oudste heilige eik van Nederland staat in de buurt van Oosterhout en stamt uit ca. 1250. Maar voor eiken die aan heidense goden waren gewijd, was geen genade. Zo liet Bonifacius in de 6e eeuw - voordat hij in ons eigen Friesland werd vermoord - een beroemde Noord-Duitse Donar-eik rooien, om te bewijzen dat de Germaanse god hem niets kon doen. En bij de kerstviering was concurrentie voor de kerststal ondenkbaar, al viel dat feest nóg zo samen met de veel oudere viering van de zonnewende. Allesbehalve per ongeluktrouwens: de datum voor de kerstviering - 25 december - is bewust zo gekozen. Op die dag van de Romeinse kalender werd Sol Invictus gevierd, de 'onoverwinnelijke zon'. Voortaan moest het terugkerende licht van het kind in de kribbe worden verwacht.

Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en oude gebruiken bleven een rol spelen. De zonnewende was dan wel door het Christendom ingelijfd en tot Kerst omgedoopt, de symbolen en gebruiken van het oude feest waren nooit helemaal verdwenen. Zo was er de levensboom in de aanloop naar Kerst, waarin appels - een verwijzing naar de Hof van Eden - en ook ander versieringen werden opgehangen. In het 16e eeuwse Duisland werd de levensboom opgevolgd door de spar die kerstboom werd en naast de kerststal de ster mocht dragen, als symbool van het licht. De appels werden kerstballen. De intrede van de kerstboom in Nederland zou nog tot in de 19e eeuw duren, niet geheel toevallig tegelijk met de Romantiek en mede door de opkomst van een beweging voor geloofsopwekking: het Reveil. De eerste kerstbomen stonden bij rijke gezinnen, als was het maar omdat deze bomen van ver moesten komen. Ons land was toen nog vrijwel spar-loos. Maar het Reveil stichtte ook zondagsscholen, waar minder bedeelde kinderen maaltijden én geestelijk voedsel kregen. En met kerst werd daar een kerstboom neergezet, die zo bij bredere lagen van de bevolking bekend werd als symbool van het licht.

En zo is de spar - de fijnspar om precies te zijn - ons aller kerstboom geworden. Inmiddels heeft de fijnspar stevige concurrentie gekregen van de grijzere Nordmann-spar, die er 'voller' uitziet en minder snel uitvalt. En er komen steeds meer concurrenten bij, al dan niet voorzien van de kluit waarmee volgens sommigen de aarde gespaard kan worden. En natuurlijk zijn er nu ook kunstkerstbomen die zéker niet uitvallen. Nog even en ze zijn niet meer van echt te onderscheiden. En de traditie dan? Nou, dat valt nog reuze mee: het veel oudere gebruik van de groenblijvende hulst met zijn rode winterbessen is nog springlevend en het gebruik van klimop en vooral maretak - ook wel bekend onder zijn engelse naam: mistletoe - komt weer sterk op. En de kerstballen, vruchtbaarheidssymbolen van het eerste uur: ze sieren elke kerstboom en steeds meer andere plekken.

Tags: