Boombast-ions (2)

Boomschors, de buitenste, dode laag van de bast, mag dan altijd dezelfde - beschermende - functie hebben, voor het overige is er sprake van een enorme variatie: in vorm, kleur, dikte, glans, gaten, gezwellen en plantaardige of dierlijke bewoners. Vaak even kenmerkend als blad, knoppen, bloei en vruchten. En veel beter te zien, want op ooghoogte en het hele jaar door. Ook in de winter. Vooral in de winter. Elk individu krijgt een eigen soortgebonden bekleding mee, die met de jaren verandert en sporen draagt van zijn levensloop.

De meest opvallende ziin misschien wel de stammen die zich van hun oude schors ontdoen. Bijzondere types als de kurkeik - met zijn extreem dikke schors die sinds mensenheugenis wordt geoogst - niet tekort gesproken, maar die kom je niet elke dag tegen en de berk bijvoorbeeld wel. Met zijn witte bast is hij een bekende verschijning, en helemaal als er papierachtige vellen loslaten en fladderen in de wind. Bij de plataan - die altijd aan stoffige pleintjes in Zuid-Frankrijk doet denken, maar ook gewoon in eigen land floreert - fladdert er niks. Deze opvallende boom laat zijn oude schors wel los, maar laat die als puzzelstukken opdrogen en naar beneden vallen (foto 1).
Stammen van de spar zijn minder opvallend om te zien, maar als hij plakkerige hars uit zijn harsblaasjes naar buiten perst is er wel meer te voelen. Als het eenmaal aan je vingers zit, gaat het er bijna niet meer vanaf. Harsuitscheiding is vooral te zien bij wonden, ook de littekens waar ooit takken aan de stam zaten (foto 2). Soms lijkt het echter ook zomaar te gebeuren: alsof het tranen zijn die eruit moeten. In de open haard geeft het veel geknetter, deze hars die typisch is voor naaldbomen en met de mini-ontploffingen gloeiende stukjes hout de kamer in schiet.

In weer andere gevallen is het niet de kleur, structuur of een andere eigenschap van de stam zelf die voor opvallendheid zorgt, maar zijn het de onderhuurders. Dan heb ik het niet over mieren, vliegen, lieveheersbeestjes of boomklevers, die alleen maar passanten zijn. En zelfs niet over de specht, die natuurlijk wel blijvende sporen nalaat. Ik bedoel de plantaardige bewoners van de stam, de zogenoemde epifyten die hem alleen maar als ondergrond gebruiken en er dus niet op parasiteren zoals de schimmels. En dat zijn er nogal wat, te beginnen bij de groene algen die de stam een groene waas bezorgen en datzelfde ook bij kleding kunnen doen. Ook de mossen maken gebruik van de gastvrijheid van boomstammen: veelal bewonen zij de voet van de stam, maar ze gaan ook regelmatig hogerop.
Tenslotte zijn daar de 'korstmossen' die helemaal geen mossen zijn, maar ingewikkelde samenlevingsvormen van algen en schimmels. Ze zijn er in uiteenlopende vormen en kleuren: grijze, groenige of geel-oranje plakkaten, slierten, polletjes en zeewierachtige soorten zoals op de foto (foto 3). Ooit ernstig bedreigd door luchtvervuiling, zijn ze weer op steeds meer plekken te vinden. Op de oude esdoorns aan de vijver om de hoek vormen ze heuse aaneengesloten mini-jungles.

Tags: