Doof kwartet

Euh? Zoiets als blind schaken? Rolstoeltennis dan? Fietsen zonder handen? Droogzwemmen? Nee, niks sport, zelfs geen nepsport, maar planten die voor doof worden uitgemaakt. Vier soorten, verwante types: een kwartet. "Mag ik van jou de Limburger, die nu met zachte g overal oprukt?" "Eh, de gele dovenetel?" "Ja-ha!" 'En mag ik dan van jóu de kleinste, onkruidachtigste, die zwerft langs wegen, rondhangt in tuinen, slaapt op trottoirs?" "De paarse bedoel je?" "Duuh, geef nou maar gewoon ... Kwartet!"

Een kwartet. inderdaad, samen met de witte en de gevlekte dovenetel die net als de andere twee van ruig en voedselrijk houden. Bermen dus, heggen en hakhout. Een beetje teruggetrokken als het kan en vooral voor de witte wat schaduw. Net als zijn Limburgse neef trouwens, maar dan zonder zachte g en ook zonder een echte bosbewoner te worden.
De dovenetel is niet hardhorend. Of eigenlijk wel natuurlijk, maar geen decibel meer dan zijn groene collega's. Nee, de naam benadrukt het belangrijke onderscheid met die andere netel, even dol op voedselrijke bermen en ruigten, dus altijd in de buurt: de brandnetel. Als je de bloemen wegdenkt - wel jammer, maar voor eventjes dan - lijken ze op elkaar. Maar bij de dovenetel ontbreken de brandharen, het mierenuur dat de huid binnendringt. Hij is 'doof': niet werkend, net als de hennepnetel en de dauwnetel, andere nepnetels uit dezelfde familie der lipbloemingen.

Lipbloemigen vormen een grote en even kleur- als geurrijke familie: van dovenetel tot oregano, van hondsdraf tot lavendel, van brunel tot tijm, van zenegroen tot munt, van andoorn tot majoraan en meer. Er zit veel zomer in, mediterrane lucht, vakantie. Maar de rest van het jaar gaat er niets boven de dovenetels van thuis, de geur van thuis en zelfs de smaak van thuis als je de witte bloemen lostrekt en uitzuigt ...