Dooie boel op het strand

Toegegeven, op een mooie dag kunnen er heel wat mensen zijn, honden, een stel paarden. Ook 's winters. Maar geen groen sprietje te zien. Water zat, maar zout en nogal wisselend. Beweeglijk. Moet je van houden, zoals zeewier, dat hier echter geen houvast vindt. Soms spoelt er van elders wat aan, losgeslagen. Dieren? Dode resten vooral. Wel veel Zilvermeeuwen natuurlijk, levendig in en boven de vloedlijn patrouillerend. Alles wat zich levend op het strand waagt of nog een beetje levend aanspoelt, wordt secuur opgeruimd. Strand is in de eerste plaats zand.

Zand met schelpen, dat wel. Resten van weekdieren die in de zeebodem leven: Kokkels, Strandschelpen, Nonnetjes, Zaagjes en Venusschelpen. Maar ook van die langwerpige, in de wandeling Scheermes genaamd. De kaarsrechte soorten van dit geslacht Ensis heten Tafelmesheft en de iets gekromde (foto 1) Zwaardschede. De meest voorkomende Zwaardschede is de Amerikaanse, die hier rond 1980 aankwam, vermoedelijk als larve in het ballastwater van een schip. Rechtop ingegraven steekt hij door het bovenste uiteinde een watercirculatiebuis in het zeewater, waamee hij plankton opzuigt en filtert. Ensis-soorten zijn eetbaar en worden 'gevist'. Ze belanden grotendeels in Spaanse paëllas.

Minder vaak is het ei van een Rog te zien (foto 2), een bruin tot zwart envelopje met vier hoornvormige uitsteeksels waarmee het aan stenen, wieren of wrakken vastzit tot het jonge rogje eruit kruipt. In het voorjaar legt moederrog iedere dag één zo'n ei, in het Engels een 'mermaids purse' genaamd. Eieren van de aan roggen verwante haaien zie er net zo uit, maar in plaats van hoorns hebben zij een soort pijpenkrullen. 
De Strandkrab (Carcinus maenas) is ook levend op het strand aan te treffen, maar dit jonkie (foto 2) heeft zijn barre omgeving niet overleefd. Het kan ook een aangespoelde oude huid zijn, want af en toe stappen krabben uit hun pantser voor een groeispurt en het vormen van een nieuw, groter pantser.

Het Blaaswier (Fucus vesculosus, foto 3) is een groenbruine zeewiersoort die zich met voetjes op harde ondergronden dichtbij de vloedlijn hecht. De plant is voorzien van luchtblazen waardoor hij drijft, dat wil zeggen: rechtop in het water heen en weer wiegt. De plant bevat veel mineralen, onder meer jodium, en werd vroeger gebruikt ter bestrijding van Struma (krop), een schildkliervergroting die meestal het gevolg was van jodiumtekort. Sinds er in Nederland wettelijk verplicht jodium in het bakkerszout zit, en dus in het brood, is deze ziekte nagenoeg verdwenen.

Een andere keer meer. Want als je met dode resten genoegen neemt, valt er veel meer te zien. En alles vertelt een verhaal.

Tags: