Een klassiek model

Een onbekende plant met uitdagende bloemen aan hoge toortsen die verrijzen uit een grote, zachtglanzende en diepgroene rozet. Tis een vreemdling zeker, die verdwaald is zeker, kzal eens even vragen naar zijn naam. Hoe zegt u, Acanthus? Dat klinkt inderdaad niet erg nederlands. En waar... oh, uit Mediterrane regionen? Ja, hij deed me al denken aan de plant die zich zo thuisvoelt aan het beschaduwde fundament van klassieke tempels, die zo graag tussen omgevallen zuilen groeit en zich innig tegen ruïnes van badhuizen vlijt. Schoonheid met wortels in eeuwenoud puin.

Het klassieke van de Acanthus zit hem niet alleen in zijn voorkeur voor Griekse en Romeinse ruïnes, maar vooral ook in zijn bladeren (foto 3). Die zijn namelijk beroemd geworden doordat de oude Grieken ze als motief in de bouwkunst gingen gebruiken en wel bij de zogenoemde Korinthishe zuilen: twee kransen van licht naar buiten krullende Acanthusbladeren sieren daarbij het kapiteel, de verbrede top van de zuil waarop het dak rust. De Romeinen namen het motief over en vanaf het eind van de 18e eeuw passen ook neo-klassieke bouwmeesters weer (neo-)Korintische zuilen toe, compleet met Acanthusbladeren.

Als de Acanthus (voluit: Acanthus mollis) bloeit - in zijn oorspronkelijke leefgebied vaak al in mei, maar hier pas in de zomer - vallen de hoge toortsen (foto 2) eigenlijk meer op dan het beroemde blad. De bloemen aan die toortsen zijn vreemde, bekvormige gevallen: de witte bloemblaadjes hangen als een rokje onder een grote groene kap die langzaam purperachtig kleurt. Tussen de bloemblaadjes en de kap zitten de meeldraden en de stamper (foto 1) en het is voor de hommels een hele toer om zich naar binnen te wurmen. Als het lukt verdwijnen ze volledig, voor even dan. Verscholen onder het witte rokje zit een groen schutblad met scherpe stekels waar de Acanthus (Grieks voor 'doorn') naar is genoemd. Het slappe, stekel- en haarloze blad is verantwoordelijk voor de toevoeging mollis (Grieks voor 'zacht').