Het uur van Kelki Hel

Vroege zon landt zacht op de citroengele trompetbloemen van Kelki Hel ('gele kelk') die uit een dikke haag glimmend groene bladeren omhoog reiken. Een weldaad voor het oog. Hij slingert zich liefdevol langs kale hekken, deze druistige klimmer, en tovert elke morgen nieuwe bloemen tevoorschijn. En dat is maar goed ook, want die zijn hier geen lang leven beschoren. Bij zonsopgang vouwen ze hoopvol open en slurpen gulzig de eerste zonnestralen op, alsof ze weten wat er te gebeuren staat. Rond de klok van negen is het eerste geritsel hoorbaar, een tak beweegt ...

Daar komt hij al tevoorschijn, de onverlaat: een altijd hongerige Blauw blauw, de kleurige hagedis van Bonaire. Een mannetje is het, die zijn loerende kop uit de bladeren steekt (foto 2) en al gauw een sappige bloem in het oog krijgt. Hij klautert een stukje die kant op en klauwt dan de betreffende tak met een voorpoot naar zich toe. Nog even wat aanvullende acrobatiek en hap, grote hap, daar gaat de bloem (foto 3). In één keer weg, net als de Blauw blauw zelf, die zich even terugtrekt om zijn prooi te verorberen. Maar het duurt niet lang of hij is terug, mét de nodige familieleden. En daar gaat de rest van de bloemen, één voor één verdwijnen ze in de onverzadigbare hagedissenmagen.

Als de koffie doorloopt, zijn alle Kelki Hel-bloemen verdwenen. Jammer, hun finest hour duurde - inderdaad - niet veel langer dan dat. Maar morgen zullen er nieuwe zijn: nog meer, nog mooier. En zeker weer een fijn uur lang!