Rare eikels

Rare eikels (1) een gezonde, een half aangetaste en een geheel aangetaste eikel
Rare eikels (2) afgevallen knoppergallen; in de voorste is de uitvliegopening te zien
Rare eikels (3) doorgesneden knoppergallen met holtes waarin beige capsules met levende larven

Onder de eikenbomen in Oegstgeest is het lastig lopen dezer dagen. Het ligt er bezaaid met harde dingen die brutaal door de schoenzolen puilen. Geen eikels. Of toch? Nou jou, misschien ook wel. Rare eikels. Aan de steeltjes zijn hier en daar nog de typerende eikelhoedjes te zien, maar in plaats van een grote gladde eikel zit daar meestal een vreemd vormeloos ding in. Bruin, terwijl de normale eikels nog groen zijn. Het lijkt of deze eikels zijn geëxplodeerd en meteen gestold tot hun grillige vormen. Er groeit wel vaker wat vreemds op eiken, van kleine balletjes onder de bladeren, tot forse knikkers aan de uiteinden van takken en zelfs aardappelachtige groeisels, maar deze vormeloze nep-eikels spannen de kroon. Niet in de laatste plaats doordat hun verschijnen het karakter van een plaag heeft: vrijwel alle eiken hebben het en aan die bomen zijn dan nauwelijks nog gewone eikels te ontdekken.
Het is ook wel een soort plaag, al zullen de bomen er niet dood aan gaan. De veroorzaker is een insect van een paar milimeter groot, een galwesp. Alle andere uit- en aangroeisels bij eiken worden trouwens ook door galwespen veroorzaakt. In dit geval gaat het om de knoppergalwesp (Andricus quercuscalicis) die deze knoppergallen veroorzaakt. De naam schijnt niets met knoppen te maken te hebben, maar met een oud, kennelijk vreemd gevormd hoofddeksel. De knoppergalwesp legt zijn eitjes - haar eitjes, eigenlijk - met behulp van een stevige legboor in jonge eikels. Die aanslag, maar ook de larven die uit de eitjes komen en zich tegoed doen aan het inwendige van de eikel, verstoren de normale groei van de eikel die bizarre vormen aanneemt. Vergelijk het met zwellingen als gevolg van een huidirratie, insectenbeet of allergie. Of beter: met een tumor. De gal wordt aan het eind van de zomer al bruin en valt van de boom. De dikgeworden witte larve zit er dan nog in, in een beige, eivormige schilletje. Een soort overlevingscapsule (foto 3). Daar komt hij het volgende voorjaar pas uit om zich vervolgens door de reeds gevormde opening (foto 2) naar buiten te begeven, op weg naar een nieuw maar kort leven. Het leven van de eikel is dan allang voorbij, een eik zal hij nooit worden.