Spuugbeesten

Nee, geen gefrustreerde voetballers of ontredderde supporters die nijdig hun gal hebben gespuwd. Ook geen hangjongens die niks beters te doen hebben. En nee, in dit geval evenmin kamelen of lama's, al hebben die op spuuggebied een naam hoog te houden. Het slijmschuim aan grasstengels, lavendel, campanula en hortensia is van een onooglijk insectenmormeltje: het spuugbeestje of schuimcicade. Bleekjes en weinig meer dan een halve centimeter groot, verschuilen de geelgroene-pubers-met-rode-ogen zich in een schuimfluim van eigen makelij.

Cicades - leverbaar in soorten en maten - zijn vooral bekend van het doordringende geluid van warme zomeravonden; ze zijn eerder te horen dan te zien. Behalve de schuimcicade dan, ook nog eens de meest voorkomende cicade in Nederland. Het opvallende schuim produceert het spuugbeestje door vloeistof uit te scheiden en er vervolgens bellen in te blazen, net zolang tot het onzichtbaar is geworden. En beschermd tegen aanvallers of uitdroging van zijn nog vochtige jonge lijfje.
Alleen als je héél goed kijkt zie je soms iets geelgroens schemeren in het schuim (foto 1). Even met een vinger wat schuim wegvegen en is hij al wat beter te zien (foto 2). Het kan zijn dat hij zich dan meteen ook helemáál niet meer op zijn gemak voelt en onbesuisd besluit de zes pootjes te nemen, op zoek naar een rustiger plek (foto 3). Daar gaat hij: de wijde wereld van de onbegrensde mogelijkheden in.