Valse lenteboden

Februari alweer. Een serieuze vorstaanval, flink wat sneeuw en de chronische elfstedenkoorts overleefd, dus het moest nu maar eens voorjaar worden. Speuren naar de eerste lenteboden: loopt er al wat uit? Zingt er al iets? Kruipt er al kleur uit zwellende knoppen, bollen en knollen? Ja, het kruipt: goudgele mini-boterbloemen, dieproze heide en lila krokusjes. Zie je?! Ja hoor, we zien het. Maar voorjaar kondigen ze nog niet aan, deze winterakonieten, winterheide en winterkrokussen. Winter, de naam zegt het al. Mooi zijn ze natuurlijk wel.

De winterakonieten (Eranthis hyemalis) komen als duveltjes uit hun ondergrondse doosjes: elk met één kort stengeltje en één goudgele bloem die op bladhanden wordt gedragen. Deze vroegelingen zijn afkomstig uit Midden-Europa en werden lang geleden al op buitenplaatsen geplant. Het zijn telgen van de veelvormige ranonkelfamilie en met boterbloemen, akelei, anemoon, clematis en kerstroos verkeren zij dus in kleurrijk gezelschap.
De winterheide of sneeuwheide is een variant van Erica carnea: de vleeskleurige dopheide, een winterbloeier uit Midden- en Zuid-Europa. De heide van de uitgestrekte paarskleurende velden in de zomer, is de struikheide, een ander geslacht binnen de heidefamilie die ook de bosbessen en rhododendrons omvat.
Winterkrokus is een verzamelnaam voor de magere, bleekbloemige krokusjes die in de winter al bloeien. Daarmee onderscheiden zij zich van de 'ouderwetse', grootbloemige Bonte Krokus (Crocus vernus, Alpen) en Hollandse Gele Krokus (Crocus flavus, Balkan/Klein-Azië). Die glanzen later pas, in de voorjaarszon.

Dié hebben we nog tegoed. En veel meer. Nu eerst maar even genieten van de winter

Tags: