Van aalscholver tot pelikaan

Aalscholvers. In de grote populier vlak om de hoek zitten er altijd wel een paar (foto 1). Soms zijn het pubers, te herkennen aan hun witte buik die nog glanzend zwart moet worden. Het zijn vogels van het open water, IJsselmeer vooral, maar steeds vaker zijn ze landinwaarts te zien. Rustend, de blik op oneindig. Of met gespreide vleugels - twee meter spanwijdte is geen uitzondering - die moeten drogen na een duikpartij. Want vanuit de lucht duiken ze naar vissen die ze onder water met hun vervaarlijke snavel achterna jagen: voorn, snoekbaars. En aal, uiteraard.

Zo'n halve kilo per dag, iedere dag weer. Niet zo vreemd dat ze door vissers als geduchte concurrenten werden gezien en in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw intensief werden bejaagd. Met succes, want hun aantallen namen sterk af, waarbij de inpolderingen van het IJsselmeer ook meehielpen. Maar na het verbieden van deze jacht en het ontstaan van nieuwe natuur in en rond het IJsselmeer, waar grote broedpopulaties zijn onstaan, komt de aalscholver sterk terug. Zozeer zelfs dat vissers alweer een beschuldigende vinger naar deze vogel uitsteken in verband met het teruglopen van de palingstand. Inmiddels is hij een vertrouwde verschijning in een groot deel van het land: groepjes spoeden zich snelwiekend door de lucht en in wisselende aantallen zetten ze zich te rusten of te drogen in hoge bomen, op lantaarnpalen en elektriciteitsdraden en soms zelfs in het gras of - zoals tijdens de afgelopen vorstperiode - op het ijs bij een stuk open water.
Het is even wennen om hem zo vaak en zo goed te zien, dit directe familielid van de pelikaan.

Wat, pelikanen in Nederland? Het moet toch niet gekker worden, na die invasie van de Nijlgans! Nee, zo gek wordt het niet: de pelikaan op de foto (foto 2) zit op een steiger aan de lagune Lac, op Bonaire. Het is de bruine pelikaan, typisch voor het Caraïbisch gebied, groepsgewijs broedend in bomen aan de kust, bij voorkeur mangroves. Ook pelikanen duiken naar hun vissenprooi, maar zijn stoot-duikers: met de nek in een S-bocht en een snelheid tot 95 km per uur storten ze zich in het zeewater. Het moet in één keer raak zijn, want of ze nu willen of niet, ze komen meteen weer boven drijven om als een eend of een zwaan moeiteloos te blijven dobberen. Met de gevangen vis in hun visnet-achtige keelzak, als de duik succesvol was, tenminste. De aalscholver heeft - anders dan de pelikaan - een verenpak dat nat kan worden en die neemt zo geen hinderlijke lucht mee onder water. Dan kan hij daar gemakkelijker achter de vissen aan. Dat hij daardoor slecht blijft drijven en zijn vleugels regelmatig te drogen moet hangen, neemt hij op de koop toe.

Van aalscholver tot pelikaan en daarmee van Nederland tot Bonaire, dat nu snel dichterbij komt...