Wilgen en katjes, 'fasciatie'

Uh, fasciatie? Zonder n? Ja, al zijn ze in de eerste plaats fascinerend, mét een n, de wilgen in april met hun matglanzende, zachtharige katjes: groot, klein, eirond, langwerpig, met of zonder gele meeldraden, hoog in bomen, laag bij de grond, in duinen, langs poldersloten, in het moeras, langs wegen en in plantsoenen. Van bijdegrondse kruipwilgen tot hoge schietwilgen, de treurende treurwilg én die vreemde bandwilg met zijn 'fasciatie': breed uitgroeiende, wild kronkelende takken waar de katjes schijnbaar willekeurig aan ontspruiten.

De wilgenfamilie (Salicaceae), waartoe ook de populieren en abelen horen, heeft vreemde kostgangers: de bandwilg (Salix sachalinensis, ook wel: sekka) ziet er exotisch uit en is ook niet uit de Hollandse polderklei getrokken. De uit Japan afkomstige soort wordt in Nederland aangeplant vanwege de roodachtig glanzende takken en mooie, langwerpige katjes, maar vooral om die merkwaardig uitgroeiende takken. Die maken hem ook tot een populaire bloemstukversierder. Zoals het een wilg betaamt, is de bandwilg tweehuizig: er zijn mannetjes- en vrouwtjesbandwilgen. Alleen bij de mannetjes worden de katjes mooi geel van de meeldraden en een lustoord voor bijen. Dus worden er veel mannetjes gekweekt: simpele stekjes voldoen.  

Fasciatie - de kenmerkende bandvormige verbreding - komt bij allerlei planten voor, ook bij paardenbloemen bijvoorbeeld. De vergroeiing doet altijd denken aan een Siamese meerling. Aangetaste stengels of takken gaan er uitzien als 10-baanssnelwegen (foto 1). Bij de bandwilg eindigen de takken bovendien in vervaarlijke bochten, vermoedelijk door ongelijke snelheden van de rijbanen (foto 2).
Vorst, vraat of snoei in een vroeg stadium van de groei zijn mogelijke oorzaken van fasciatie, maar ook bacteriële infecties of een genetische afwijking. Dat laatste lijkt bij de bandwilg het geval, want die heeft het altijd. Maar niet aan álle takken: de meeste zien er doodnormaal uit (foto 3).

Tags: