Eeden, Frederik van (1860-1932)

Hei-Leeuwerik

Nu weet ik welke voogel
mijn lievlingsvoogel heeten mag,
die even opgetoogen
zingt zoomernacht en winterdag.
Ik werkte 'swinters in het woud,
de zon scheen door de dennestammen
op fonkelsneeuw met rosse vlammen,
mijn hakmes blonk en klonk op 't hout.
Daar ging omhoog een kleine schelle
met fijnen lichtdoorwaaiden klank,
hei-leeuwerik's lied bleef mijn gezelle
den lieven morgen lank.
Weet gij den meinacht nog, mijn lief?
de maan scheen over 't land,
langs weyen stil en neevel-wit
gingen wij hand in hand,

De waterlelie

Ik heb de witte water-lelie lief,
daar die zo blank is en zo stil haar kroon
uitplooit in 't licht.
Rijzend uit donker-koele vijvergrond,
heeft zij het licht gevonden en ontsloot
toen blij het gouden hart.
Nu rust zij peinzend op het watervlak
en wenst niet meer ...

Abonneren op RSS - Eeden, Frederik van (1860-1932)

Home button