Kate, J.J.L. Ten (1819-1889)

De raven

Uit: De Schepping
      Een mistroostig geslacht
      In 't livrei van den nacht,
Arme stiefkinderen zijn wij der wouden.
      Hij die d' adem ons schonk,
      Heeft ons vederenpronk,
Heeft de gave des lieds ons onthouden.
      Maar d'Almachtige let
      Op ons schreiend gebed.
Ook ons ravengekras is een hulde
      Aan den God der Natuur,
      Wiens aanbiddelijk bestuur
Alle nooddruft verwekte - en vervulde.
 
J.J.L. Ten Kate (1819-1889)

Hondenmijmering

Dan - wie is hij, die ginds, van elk vergeten,
In mijmering verloren, neergezeten,
De stilte smaakt der zwijgende natuur?

                                                   TEN KATE
    Sakkerloot! hoe jeukt mijn maag!
In geen zes kwartier gegeten.
Schrale tijden. Vlooienbeten.
    Kwade jongens. Beestenplaag.
Altijd vasten. Duivels mager.
    Mensenvriendschap. Fricassé.
Benen. Longen. JAN de slager.
    Morgen hal-dag: vrij entrée.
Jachttijd: dikke DRIES de jager...
    Kwispelstaart ik wel gedwee?

Abonneren op RSS - Kate, J.J.L. Ten (1819-1889)

Home button