Leopold, J.H. (1865-1925)

Staren door het raam

Er is een leven in wat bewegen,
de takken beven een beetje tegen
elkaar. Een even beginnen schudt
elke boom: een bezinnen dit,
een schemeren gevend van eerste denken,
met lome vingers gaan zij wenken
wenken, wenken, brengen uit
een vreezend meenen nauw geuit.
En lichte dingen, herinneringen
lispelen zij, vertrouwelingen,
zouden wel willen, willen - dan dood
staan zij in de lucht, de boomen bloot.
De lucht die leeg is zonder ziel,
waar uitgetuimeld de wind uitviel.

Regen

De bui is afgedreven;
aan den gezonken horizont
trekt weg het opgestapelde, de rond-
gewelfde wolken; over is gebleven
het blauw, het kille blauw, waaruit
                                          gebannen
een elke kreuk, blank en opnieuw
                                        gespannen.
En hier nog aan he vensterglas
aan de bedroefde ruiten
beeft in wat nu weer buiten
van winderigs in opstand was
een druppel van den regen,
kleeft aangedrukt ertegen,
rilt in het kille licht...

Abonneren op RSS - Leopold, J.H. (1865-1925)

Home button