De forel

Gelijk een schaduw schiet de forel
   En schielijk uit den zwarten nacht der
   steenen,
   En ijlt den bergstroom ver voouit,
   verdwenen
In 't rimpelend zonlicht, dat daar flikkert
schel.
En zie! ginds springt zij uit de klare wel,
   En glanst van zilver, door den dag
   beschenen,
   Doch plonst, dat vlokken spatten om haar
   henen,
In 't vlietend sneeuw, dat voortschiet snel.
Gelijk de stroom zijn schubbig eigendom,
   Zoo bindt de baan, die ieder is beschoren,
      Den mensch, als hij zijn roeping wil
      vergeten.
In 't water vindt de visch 't geluk alom
   En vrijheid, die daarbuiten gaat verloren:
      Geluk wordt deugd, ervaring vormt
      geweten.
Jacques Perk (1859-1881)

Home button