Leda

Gelijk een treurwilg zat zij in heur haar
dat tot de lende neerhing
een dunne schemering, waarin het bloed-koraal,
de weemoed van de mond in pijn verving.
vergeefs het teder ademen van den buik
en van de lendenen het donker dal
waarin de vogel neerstreek;
een somb're nacht, een lange blaadrenval
waarin de melodie deer vleugelen verdween.
en in de eenzaamheid van dit heelal,
een lege hel van duisternis en steen,
waarin sindsdien geen zon of maan meer scheen
lag zij, verloren in het wijde dal,
onder den nacht van haar verstenend haar.

Home button