Voorwereldlijk landschap

Door 't slikmeer breken smalle steenkoollagen
Als zwart ijs, bovenop met as beslagen.
Het glanst op verse breuken en verbrokkelt snel.
Verre springbronnen sissen hoog en snel,
Het dieptegas welt op, dampbellen bersten.
Een mastodont, verdwaald van 't grondig land,
Plonst door een zware laan moerascypressen,
Zakt af in 't dras, opstekend slurf en tanden:
Twee spitse blaren bij een kronkelende plant.
Zaagtandige bekken gapen uit het drab.
Over schubstammen beent een monsterkrab.
Boomvarens groeien sterk op lage randen.
De zon staat groot en vaag, een ronde damp, te branden.

Home button