Assepoesterrozen

Achter in de tuin, losjes tegen de schutting geleund, staat een oude roos die prachtige roze-rode boeketten produceert. Elk jaar weer. De grote, gevulde bloemen groeien op respectabele hoogte, soms zo hoog dat ze afsteken tegen de blauwe lucht. Maar dit jaar gebeurde er iets vreemds. Er kwamen witte rozen, veel lager bij de grond, kleiner en niet gevuld. Ook wonderschoon, in al hun eenvoud, maar wat was er met de rode gebeurd? Niets, die kwamen daarna alsnog. En meteen begonnen de witte uit te vallen, alsof ze wisten dat ze op dat rozenfeestje niet thuishoorden.
Al gauw herinnerden alleen de kleine rozenbotteltjes nog aan hun kortstondige bestaan.

Het raadsel liet zich raden: niet zo moeilijk als je weet dat alle grote, gekweekte rozen het alleen maar doen als ze zijn geënt op een wilde onderstam. De onderstam zorgt met zijn sterke wortels voor de aanvoer van water en voedingsstoffen naar de bovenstam die alleen maar mooi hoeft te zijn. Natuurlijk is het dan niet de bedoeling dat die onderstam óók nog eens voor zichzelf begint uit te lopen en te bloeien, maar het kan zomaar gebeuren. Uit de dikke stronk, waar onder- en bovenstam met elkaar zijn vergroeid, is een jeugdig groene uitloper van de onderstam tevoorschijn getoverd (foto 3, geheel rechts). Die wilde spruit groeit snel en bloeit snel en vóór de klok twaalf uur slaat zijn de bloemen alweer verdwenen, zijn deze Assepoesterrozen gevlucht naar hun ondankbare bestaan als kleurloze werkster in dienst van de pronkende rode rozen die de hele zomer feestvieren.

Voor mij hadden ze niet zo snel hoeven te vertrekken, deze wilde schoonheden; op zijn minst hadden ze een glazen muiltje kunnen achterlaten, maar zelfs dat deden ze niet. Het enige wat ik kan doen is die wilde loot laten zitten en hopen dat de Assepoesterrozen volgend jaar opnieuw durven te verschijnen. 

Tags: