Toen onze voorouders de planten hun namen gaven, lieten ze zich nadrukkelijk insprireren door het dierenrijk, zodat de Tijgerlelies, Havikskruiden en Vlinderbloemen niet van de lucht zijn. Maar kenmerkende onderdelen van dieren doen het zo mogelijk nog beter, blijkens de willekeurige greep van Hondstong, Wolfspoot, Koeienoog, Leeuwentand, Lamsoor, Ganzenvoet, Ooievaarsbek, Slangenwortel, Berenklauw, Snavelbies en Hoornbloem. En dan zijn er natuurlijk nog de staarten: voor dieren vaak een pronkstuk en voor de naar hen vernoemde planten niet minder.
De Kattenstaart (Lythrum salicaria) is de kleurigste en tegelijk ook de minst gelijkende staart van het hier opgevoerde drietal. Goed, deze eenzame vertegenwoordiger van de Kattenstaartfamilie die vooral langs waterkanten is te vinden - en dan vaak in flinke bossen - heeft bloeiaren in ongeveer de juiste vorm. Maar zelden is een kattenstaart zo groot en zo purper gekleurd...
De Grote Vossenstaart (Alopecurus pratensis) is de 'staartigste' staart: om te zien en ook om te voelen. Het is één van de vele telgen uit de grote grassenfamilie, die het vooral naar zijn zin heeft in vruchtbaar grasland en op dijken. Een algemeen voorkomende staart dus.
De Paardenstaart (Equisetum arvense) is de oudste staart. Hij is er één van een kleine groep die een oeroude familie vormt: overblijvers uit de prehistorie en verwant aan de varens. Deze vrij kleine, zeer algemene paardenstaart wordt ook wel Heermoes genoemd en bewoont vooral bermen, maar ook parken en tuinen. De groene staart is de onvruchtbare verschijning van de plant, de opvolger van de vuilbruine sporendragers in het voorjaar.
Enige fantasie kan onze voorouders niet worden ontzegd, maar voor wie het wil zién staat de omgeving inderdaad vol wilde dieren die nu eens niet weglopen en hun staarten fier omhoog steken. Beestachtig mooi.
- « Vorige weblog Schaatsen in de zomer (7 augustus 2014)
- Volgende weblog » Zweefvliegen aan de grond (21 augustus 2014)