Bitterzoet

Onwaarschijnlijke kleuren, een verfijnde bouw en toch leidt Bitterzoet een teruggetrokken bestaan in de schaduw van grofgetakte struiken en dikbebladerd heggengeweld. Een toonbeeld van bescheidenheid, plantgeworden beschaving. Hij laat het helemaal aan ons over om de glans van zijn bestaan te ontdekken: het voorzichtige uitlopen en vertakken in het voorjaar, de bloei in de zomer waarbij zijn gele snuitjes uit blauwpaarse bloemsterren steken, de gifgroene bessen die tegen het eind van de zomer naar scharlakenrood verkleuren, ijle trossen van doorschijnende schoonheid.
De elegante Bitterzoet heeft het altijd zo gedaan. Zijn geheim is niet voor iedereen, alleen voor degenen die bereid zijn ernaar te zoeken.

Bitterzoet (Solanum dulcamara) is een inheemse, klimmende, soms liggende plant met een houtige stengel en pijlvormige bladeren. Hij komt voor in vrijwel geheel Europa en Azië en na wat menselijke hulp ook in Noord-Amerika. Hij is familie van de aardappel en de tomaat, van de Nachtschades (Solanaceae) dus, een familie waarin schoonheid, eetbaarheid en giftigheid op een bijzondere manier met elkaar zijn vermengd. De mooie bloemen, te bewonderen van juni tot september, worden gevolgd door gifitge bessen. Een oude naam voor Bitterzoet is daarom ook wel Dolbessenhout.

Het allermooiste aan het plantje is misschien wel zijn naam, Bitterzoet, een naam die hij ook in omringende landen draagt (Bittersweet, Bittersüss) en die zelfs zijn wetenschappelijke naam is geworden: dulcamara, van dulcis en amaris, zoet en bitter. Want als men op een stuk stengel kauwt, geeft dat eerst een bittere smaak die daarna, door een chemische omzetting onder invloed van het speeksel, zo zoet wordt als suiker.

Tags: