Brembommen

Het is weer zover: gele explosies langs de weg. Overal knalt het uit de grond. Scherpe, op het oog bladloze takken die licht krommen onder hun vurige vracht. Het is de Brem. En het is de berm waarin hij nu zo opvalt, al groeit hij net zo goed op spoordijken, heidevelden, droge hellingen, aan bosranden en op kapvlakten. Deze bezemachtige struik met zijn bosjes slanke takken is gezegend met de grootste en meest opvallende vlinderbloemen van het land, die hij vooral in mei laat zien. En soms in september opnieuw, tot vreugde van vliegen, bijen en hommels.
De Brem is namelijk geliefd bij insecten, zij het nou net niet zozeer bij vlinders. Dat hij toch bij de grote, kleurrijke familie van de Vlinderbloemen hoort, heeft te maken met de belangrijkste familietrek: de vorm van de bloemen. Die hebben één groot kroonblad boven (de 'vlag'), twee kroonbladen die meer of minder opzij steken (de 'zwaarden') en twee met elkaar vergroeide kroonbladen onderaan (de 'kiel').

Na de vlinderbloemen verschijnen er peulen met zaden. Altijd. Nog zo'n typische trek van deze familie. Ook bij de Brem dus, die toewerkt naar platte donkerbruine peulen met witte haren langs de rand. Maar hoe typerend bloem en vrucht mogen zijn, er is verscheidenheid te over. Want groot en klein, koel en tropisch, bescheiden en flamboyant, er zijn nogal wat van die vlinderbloemen-met-peulvruchten: van klavertjes tot tropische bomen, van Robinia en Mimosa tot Gouden regen, van Lupine en Lathyrus tot erwten, linzen, pinda's en alle soorten bonen. Die bonen maken de vlinderbloemenfamilie, in veel opzichtten toch al bijzondere, tot de belangrijkste voedingsmiddelen-producent. Ná de Grassenfamilie dan, met alle granen inclusief rijst en maïs.

Sommige vlinderbloemen hebben echter niets beters te doen dan mooi te zijn en ons gehaaste voorbijgaan kleur te geven. En dát doen ze, met overgave.

Tags: