De zoemkoningin

Eerst hóór je hem alleen maar. Eh: haar. Een brom, diep gezoem. Moet wel iets groots zijn! Dan zie je iets zwarts, een harig balletje dat langzaam, maar tegelijk ongedurig - dus zonder stoppen - tussen de lage plantjes beweegt. Als een directeur die bij een bedrijfsreceptie alle aanwezigen vluchtig groet, slap handje, enkel woord. Eh: directrice. Moeizaam opstijgend nu, tot tussen de bloemtrossen van de ribes. Daar! Is zij vast te leggen? Ai, bewogen (foto 1). Gaat u nog rusten, majesteit, grote wollige brom-hommel-koningin. Met uw welnemen?

Want het is niet zómaar een hommel: hier vliegt een koningin. Niet moeilijk in deze tijd van het jaar, want er zijn nu alleen nog maar koningin-hommels. Slechts de majesteiten overwinteren - bevrucht en wel - en die zijn nu doende om te zorgen voor een nest en voor het eerste nageslacht, kleine hommeltjes die zo snel mogelijk het verzorgende en fouragerende werk kunnen doen. Letterlijk klein, want zij groeien op van wat de koningin verzamelt en het zijn nu eenmaal geen werksters, die adellijke types. Die kunnen zich maar beter richten op het regeren én - vooral - het moederschap.
Want ze blijft maar bevruchte eieren leggen; het ondergrondse nest van deze aardhommel - want dat is het - kan uitgroeien tot 300 tot 600 stuks. En al zit het soms wel meer dan een meter diep, nog steeds is dat geen afdoende bescherming tegen concurrerende koninginnen-op-oorlogspad die de oorspronkelijke koningin doden en zelf de macht grijpen. Met de hartelijke groeten en dank voor de moeite. 
Pas hartje zomer worden de hommelmannen geboren. Zij dienen in die tijd geboren hommelvrouwen - stevige vrouwen, want goed gevoed door hun vele nijvere voorgangsters - tot vruchtbare echtgenoot en kort daarop overlijden ze. Voldaan, mogen we hopen. De bevruchte vrouwtjes zijn dan in de wieg gelegd voor koningin. Alleen nog even de winter overleven, koninkrijk stichten en dat succesvol verdedigen...

Vooral als het zonnetje even doorbreekt en alles staat op te warmen, komen de hommelkoninginnen tevoorschijn om over hun landerijen te zweven. Niet zonder moeite, dat is duidelijk. De koningin der aardhommels is dik (excuseer hoogheid, maar het moet gezegd) en zo 2,5 cm lang. En dan is er nog die flinke bos haren. Goed tegen de kou, waardoor ze vroeg - vanaf februari al - op pad kunnen. Zwarte haren vooral, met twee gele strepen en een witte punt aan het achterlijf. De vleugels zijn in verhouding klein - te klein - en het is een wonder dat de zaak opstijgt en in de lucht blijft. Bij de andere hommelsoorten - te herkennen aan de verschillende combinaties zwart-en-gekleurde-strepen - is dat niet veel anders.

Ah! Daar gaat ze eindelijk zitten, vleugels opgevouwen, rust (foto 2). Dank u, dank u. De ribes-tros buigt door onder het gewicht, het gewicht ook van de verantwoordelijkheid van deze koningin, het stichten van een nijver volk dat de aarde zal bewerken. Nou ja, haar bloemen zal bezoeken en bevruchten.

Tags: