Groene muren geslecht

Drenthe. De zomerse beslotenheid tussen boomlinten en hoge maïs heeft plaatsgemaakt voor de winterse uitgestrektheid waarin moderne boerderijen en bosranden van verre zichtbaar zijn. De groene muren zijn geslecht. 'Gelukkig', zuchten zij die zich storen aan de plek die de maïs in het landschap opeist, 'zoals vroeger'. Maar vroeger keert niet terug, in dit open land dat het Dwingelderveld omgeeft. En het is de vraag of dat zo erg is. Zeker is dat het fenomeen maïs door deze verguizing ernstig tekort wordt gedaan.

Maïs is méér dan een sta-in-de-weg of het symbool voor de intensivering van de landbouw en het mestoverschot, waar velen deze laatkomer op de Nederlandse velden voor wensen te houden. Zeker, met zijn onvoorstelbare groeikracht en overeenkomstig grote opbrengst, weet hij wel raad met een flinke laag mest. En daarmee is hij een niet weg te denken onderdeel van de moderne, grootschalige landbouw. Maar een volwassen maïsveld is ook indrukwekkend mooi, als je bereid bent er zo naar te kijken. Met tropisch geweld - de Midden-Amerikaanse afkomst lijkt zich te manifesteren - groeit de maïs in luttele maanden tot een tweeeneenhalf à drie meter hoog stengelwoud. Hoger kan ook. Met een beetje fantasie zie je hoe een panda zich naarbinnen worstelt. De mais wordt pas laat gezaaid en toch kun je er half augustus al niet meer overheen kijken. Nog diezelfde maand ontwikkelt hij bovenin lange, doorbuigende stuifmeelaren en aan de dikke stengel de bekende kolven, vanwaaruit stampers als nog ongevlochten touwvezels naar buiten hangen.

In de randen van de maïsakkers zorgt de haagwinde voor een bijzondere afwerking. Alsof deze klimmer zich in zijn vertrouwde omgeving van dunne boomstammetjes bevindt - in wilgen- of elzenbroekbossen - omslingert hij de maïsstengels met zijn dunne, lenige ranken en pijlvormige blaadjes, soms van ene naar de andere stengel overstekend en zo een ondoordringbaar weefsel producerend. Om zijn vertraagde start goed te maken, groeit hij nog sneller dan de maïs, terwijl de pispotjes - de kenmerkende witte bloemen - ook al niet lang op zich laten wachten.

Deze levende muren zijn nu geslecht. De kolven aan de volgroeide stengels hebben nog tot eind september, of zelfs half oktober, de tijd gekregen om te rijpen, maar nu is alles gemaaid, gehakseld en naar de 'kuilen' bij de veehouderijen gebracht, geplet en met zeil overdekt. De nieuwe voorraad ruwvoer. De velden liggen stoppelig in de lage zon, bewegingloos te wachten op winter en voorjaar. Geduldig wachten op de ploeg die pas in het voorjaar komt, de mest, het zaad, een nieuwe bestemming. Of misschien wel dezelfde.

Tags: