Judasoor

Een bemoste stam luistert naar de geluiden dieper in het bos en kaal hout spitst zijn viltig behaarde oren. Roze oren, bruine oren: judasoren. Een vreemd gevormde paddenstoel die zich sterk aangetrokken voelt tot de vlier, dode vlier en soms een levende. De jonge oren verschenen in de herfst en zullen het hele jaar blijven. Bij droogte krimpen en rimpelen ze, later staan ze er weer blozend bij. Ook bevriezen en ontdooien deert ze niet. Van andere paddenstoelen rest dan slechts zwarte drab, maar zij leven satijnzacht verder, donkerroze tot paars of bruin.
Judasoren zijn de 2 tot 6 centimeter grote vruchtlichamen van Auricula auricula-judae, letterlijk: Oortje judasoortje. De onderzijde is gerimpeld en soms wit berijpt van de sporen. En hoewel ze zich ook - een zeldzame keer - op andere bomen en struiken laten zien, groeien ze eigenlijk altijd op het dode of aangetaste hout van vlierbomen en vlierstruiken, hun favoriete gastheer.
Judasoor hoort ... eh ... wordt ingedeeld bij de trilzwammen. Daar trilt doorgaans weinig aan, maar ze hebben wel een gelei-achtig lichaam dat na uitdroging of bevriezen weer opzwelt en de oorspronkelijke vorm aanneemt.

Het bijzondere van judasoren is niet alleen hun vorm en - in navolging van hun gastheer de vlier - het moedige volhouden. Het is óók hun naam, het verhaal. Nadat de discipel Judas zijn leermeester Jezus had verraden, zou hij zich - verteerd door wroeging - hebben verhangen aan een vlier. Zo is de overlevering. En voor altijd zouden er oorvormige zwammen op de vlierstam groeien: judasoren natuurlijk. Het Romeinse oor dat de discipel Petrus diezelfde avond van een soldatenhoofd hakte, is in de vergetelheid geraakt. Ook zou de ongelukkige vlier na de dood van Judas zijn gedoemd tot struik in plaats van een boom te mogen zijn, of erger: iets tussen boom en struik in!

 

Tags: