Kracht in de marge

Je ziet hem overal, op Bonaire, en toch is hij nergens echt thuis, de katoenboom. Zijn magere gestalte, de grote bleekgroene bladeren, de trossen kleine purperen bloemen die hij altijd wel ergens draagt en de grote gerimpelde zaadblazen: alles kenmerkend genoeg. Dat herken je in de wilde natuur, waar het afwijkt van de rest en onkruid lijkt. En dat zie je in tuinen, waar het onkruid ís. Maar de meeste staan langs wegen, op onbestemd land en op bouwterreinen waar de bouw stilligt, wat hier vaak het geval is.

Het is een schelm van een plant, een verleider, een slons, een zwerver, een brute kracht, een bedriegelijke plakker. Prachtig als hij jong is en - vol in blad - zijn eerste bloemen opent. Maar daarna begint het: niet alleen wordt hij als snel stakerig en kaal, hij is ook nauwelijks meer te verwijderen. Zelfs hele jonge planten zitten al muurvast en oudere - na een jaar is er een bovenarmdikke stam gegroeid - zijn in het geheel net meer los te krijgen. En afgezaagde stammen blijven werkelijk tot sint Juttemis uitlopen, en snel! En natuurlijk hadden die bewonderde bloemen (foto 2 en 3) inmiddels ook al zaden gemaakt. In de 10 to 15 cm grote vruchten (foto 3) groeien ze onzichtbaar tot een pluizenwolk die na het openen van de rimpelende blazen het snelkiemende zaad tot in elke hoek van de tuin verspreidt.

In onze tuin is één katoenboom overgebleven: buiten het hek, dat wel, tegen het kastje van de aansluitingen aan de rand van de parkeerplaats (foto 1). Twee tot drie jaar oud, dijbeendikke stam, hangende takken waarvan de onderste steeds opnieuw verwijderd moeten worden. In die uithoek past hij wel en dáár waaien de zaden van onze tuin af, de mondi in. Met het behoud van deze ene boom steunen wij op onze manier de prachtige Monarchvlinder, die de katoenboom als (enige) waardplant heeft. Vooruit maar, dus. Wel oppassen niet tegen de doorbuigende takken en bladeren aan te lopen, want bij de minste aanraking scheidt hij een wit, kleverig sap uit. En niet weinig.

De katoenboom, hoe uitgemergeld hij er vaak ook uitziet, staat zijn mannetje. Hij lijkt van de wind te leven. Niets nodig, dit merkwaardige twijfelgeval tussen plant, struik en boom, zoals in Nederland de vlier zo'n twijfelaar is. Nee, geen twijfelaar, maar behept met een ambitie - zo lijkt het - die zijn natuurlijke aanleg te boven gaat. Er zijn meer overeenkomsten tussen de katoenboom en de vlier. Niet in uiterlijk, maar op het punt van hun herkenbaar menselijke eigenschappen: het harde werken, alles proberen, volgen en dan weer eigenwijs zijn, volhouden, aanpassen, bluffen als het moet en altijd alert op kansen.

En zo staat ook die ene er in onze tuin bij, in zijn verre hoekje: volhouden en alert zijn op kansen. Ik wil hem niet kwijt, mijn katoenboom, maar ik zal hem in de gaten moeten houden.

Leestip: gedicht Katoenboom, uit 12 Graden Noorderbreedte, 2011 (Gedichten A-Z)

Tags: