Overstekende zebra's

Ze horen bewegingloos, plat en zwartwit op het asfalt te liggen, zebra's. Dat wil zeggen: buiten Afrika. De naamgever van de zebrarups heeft dat duidelijk niet begrepen, want die is rolrond, beweegt en is niet zwartwít, maar zwartgéél gestreept: de vaste waarschuwingskleuren in de natuur voor 'pas op, ik ben giftig' of 'ik ben gevaarlijk', óók als het niet waar is en dus een vermomming, zoals bij zweefvliegen die wespen imiteren. Maar zebrarupsen zijn echt giftig en kruipen brutaal rond op hun vaste gastheerplant, het Jacobskruiskruid.

Voor zebrarupsen geldt - veel meer dan voor mensen, al denken sommigen daar anders over - dat ze zijn wat ze eten. En wat ze eten is het giftige Jacobskruiskruid, de vrees van de boeren. Ter bescherming van zichzelf doen de rupsen geen poging om het gif af te breken, maar slaan het ergens veilig ingekapseld op. Mensen kunnen dat niet en hongerige vogels, die wel een zebrarupsje zouden lusten, evenmin. Maar die zien aan de kleuren van de rups dat ze er vanaf moeten blijven. En koeien weten dat ze het Jacobskruiskruid - een telg uit de grote composietenfamilie die welig tiert in bermen, grasland en duinen - moeten laten staan. Alleen bij het maaien kan het fout gaan, kunnen er planten in het hooi of het kuilvoer komen en worden de nietsvermoedende beesten toch nog behoorlijk ziek.

De zebrarupsen zijn vooral in juli en augustus te zien. Daarna kruipen ze in de grond, waar ze als 'pop' overwinteren. Uit deze poppen komen in het voorjaar de zwartrode st-Jacobsvlinders gekropen, nachtvlinders die overdag rondvliegen, paren en hun eitjes afzetten op het dan nét opgekomen Jacobskruiskruid. Als daar dan de jonge zebrarupsjes uitkomen, kunnen die zich meteen aan hun favoriete plant tegoed doen. En daarmee begint de jaarcyclus opnieuw.

Zo kunnen we ieder jaar opnieuw genieten van de weliswaar giftige en dus ook niet keurig zwartwitte, maar toch wonderschone zebrarupsen die onbevreesd de bladeren en bloemen van hun gastheer oversteken.