Spinnen van tevredenheid

Ongevaarlijke stofnestenbouwers, in ieder huis. Magere spinnen die - bijna doorzichtig - de rust zelve zitten te zijn. Liefst in een hoekje tegen het plafond; de hoofdbewoners hoeven ze niet recht in de glimmende ogen te kijken. Trilspinnen zijn het. Ze beperken hun web tot wat slordige draden langs plafondrand of plint, eerst onzichtbaar, zoals de spinnenbedoeling is: een kleverige val voor voorbijvliegende prooi. Later steeds meer stof verzamelend tot ze zwarte, zachtwiegende rouwdraden zijn geworden. Deze echte binnenspin had eigenlijk huisspin moeten heten. 
Maar die naam is al vergeven aan Tegenaria domestica, de Grijze huisspin die - met zijn donkere voorkomen, dikkere lijf en stevige poten - heel wat meer schrik veroorzaakt. Niet als hij uit het zicht bij zijn trechterweb zit, op meer vochtige plekken, maar als hij bij grote honger op jacht gaat naar eten of een vrouwtje. Vooral als hij daarbij in een badkuip of douchebak terecht komt waar hij niet meer uitkan...

De Trilspin - om precies te zijn: de Grote trilspin, Pholcus phalanioides - komt net als de huisspin wereldwijd voor. Hij heeft een klein, langwerpig lijf en dunne, lange poten, tot 5 cm lang. Op de kleine kop staan niet minder dan acht ogen, zoals bij alle spinnen, maar slechts twee daarvan vallen op (foto 2). Een Trilspin heeft wel wat van de Langpootmug, maar mist uiteraard diens vleugels. En ook lijkt hij op de Hooiwagen, ook een spin-achtige, die echter een rond lijfje heeft en vooral buiten leeft.
Zijn naam dankt de Trilspin aan de beweging die het lijf - tussen de poten hangend - maakt als hij bedreigd wordt. Dat maakt dan een 'trillende' beweging: draait zo snel rond dat de bedreiger nog slechts een wazige vlek ziet en niet goed kan aanvallen.

Maar verder is hij de rust zelve, onze trilspin. Je hebt er geen last van, behalve dat hij je er soms aan herinnert dat er weer eens schoongemaakt moet worden...