Washington (not DC!)

De laatste bewoning voorbij, een hek en een Park-ranger. Eén. Lone ranger. Bestemming bereikt. Rest alleen nog natuur en ruigte in dit natuurpark, het eerste van de Antillen, het enige van Bonaire: Washington-Slagbaai. Ooit samen plantage America, in oude, maar niet betere tijden. Waar de in 1863 eindelijk bevrijde slaven in vrijwel onveranderde, 'slaafse' omstandigheden houtskool en kalk brandden, aloë verbouwden. Zoals ook op Lima, Bolivia, Brasil, Colombia, Karpata en de andere plantages - steeds naar verre plaatsen vernoemd.
Na de afschaffing van de slavernij werd een groot deel van Bonaire aan particulieren verkocht. In grote stukken, zodat plantages tot ontwikkeling konden komen. Gebruik makend van een bevrijd arbeidspotentieel dat weinig te kiezen had. Tegen 1940 waren ze echter allemaal failliet, wat de armoe op het eiland tijdelijk verergerde, maar uiteindelijk óók - met de aankoop van een verwilderd en deels nog wild Washington - een indrukwekkend natuurpark heeft opgeleverd.

De natuur manifesteert zich meteen in alle hevigheid. Dichtbij de ruwe kust - de golven zijn te horen, het zout is te ruiken - zijn niet minder dan vier Warawara's (ook: Caracara) aan het ravotten op en tussen de zuilcactussen. Deze grote roofvogels (foto 1) met een rode kop en 'witte vingers', zijn typisch voor de eilanden, maar veel zijn er niet. En als je er dan vier tegelijk ziet? Die zich min of meer verdringen voor de lens van je kleine digitale camera'tje? ... dank u, danki, masha danki!

Verder. Veel zee, spattend water, zon, wind, toenemende warmte, cactussen, hoge-en-ronde, meer cactussen (foto 2), droge bomen, troepialen, zoutmeren, flamingo's, fel gekleurde parkieten en vlinders, biggen-met-zwarte-stippen, geiten-die-geweerd-worden-maar-overal-komen, kleine-grote-en-hele-grote-rotsbrokken, een verlaten vuurtoren, overgroeide bronnen, blauwe baaien, bergen-in-de-verte, en-dichtbij-gemene-hellingen, en-idem-bochten, stof en losse stenen. De weg is een - uh - uitdaging. Overal schieten hagedissen de stekelstruiken in, waarbovenop een leguaan ligt te zonnen, poten slap langs de takken bungelend.

Inderdaad, tijd voor rust. Verdiende, na al die hobbelende en hete kilometers. Tijd voor Slagbaai. De gebouwen op de zandstrook tussen de blauwe baai en een zachtroze zoutmeer, herinneren aan de tijd dat hier de geiten werden aangevoerd om te worden geslacht (Slachtbaai). Voor de export van huiden. De handelsschepen lagen dan in de luwe baai te wachten. In die baai (foto 3) ligt nu een enkele parkbezoeker verkoeling te zoeken, terwijl het zoutmeer vol flamingo's en allerlei andere-vogels-op-stelten staat. De pelikanen hangen boven zee en zijn druk in de weer om hun dagelijkse viskostje bij elkaar te duiken. Verrassend dichtbij soms!

Eigenlijk is alles in dit 'park' dichtbij. Het komt zó op je af, dat je er meteen middenin zit. En daarna doet alles zich aan je voor alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Bescheiden wildernis, ongecompliceerde ruigte, pretentieloze schoonheid.