Wie kraait daar?

Een haan kraait naar de nieuwe dag, een baby van plezier, het supporterslegioen victorie. De kraai zelf daarentegen krast. Officieel is hij een zangvogel, maar met zingen en vrolijkheid wordt hij allerminst geassocieerd, de zwarte verschijning - veren, snavel, poten, alles - die in de winter het meeste opvalt, ook vanwege zijn naargeestige roep door de kale bomen. Je hóórt hem meer dan je hem ziet. Want in vergelijking tot zijn brutale stadse verwant, de kauw, is hij wat boers en mensenschuw. Maar hij hoort erbij. 'Krassen, hoor: de wereld kraait door', schreef ik onlangs in de #dagin6woorden.

Met zijn familieleden ekster en Vlaamse gaai, heeft hij een slechte naam bij andere vogels. Alleseters zijn het, dus ze eten alles. En daar horen ook eieren en jonge vogeltjes bij. De kauw, het stadse familielid, staat wat dat betreft al wat verder van de natuur af. De narigheid waarmee veel ménsen de kraai associëren, zal vooral samenhangen met zijn donkere uiterlijk en schorre gekras. In mijn geboorteplaats Monnickendam zaten ze bovendien lawaaiig in de hoge eiken en beuken rondom het oude kerkhof, waarin naast de reigernesten ook plaats voor kraaiennesten was gereserveerd. Ik weet niet of kraaien graag wat uitzicht hebben, maar daar bood hun nest dat zeker. Net als de daarvan afgekeken kraaiennesten in de hoogste mast van oude zeeschepen.

Oproer kraaien? Niet de kraai. Hij is meer een trouwe volger-op-afstand van de mensen. Daarom verblijft hij graag bij boerderijen en in hun omgeving, bij vuilstortplaatsen en prullenbakken in het park. En hij is ook niet te beroerd om resten van overreden dieren van de snelweg te verwijderen. Zoals gezegd: hij hoort erbij. Iemand die kind noch kraai heeft, is echt alles kwijt, want kraaien zijn er toch eigenlijk altijd. Dat hij zo zwart en zo slecht bij stem is, kan hij niet helpen, maar het bezorgde hem wel het hardnekkige imago van boodschapper van de dood. De kraaienmars blazen is dan ook geen feestelijke aangelegenheid, maar doodgaan. En de aanzegger, de man in het zwart met hoge hoed die de deuren langsging om het overlijden van een buurt- of dorpsgenoot mede te delen, werd de kraai genoemd. Je zag hem liever niet komen, de kraai.

Het zwart van de kraai is ook te zien in het plantenrijk, bij de kraaiheide, een heidesoort met een voorliefde voor ijle dennenbossen. Zoals op de foto die half november werd genomen in het Dwingelderveld. Er groeien hier meerdere heidesoorten door elkaar. Letterlijk wat de kraaiheide betreft, want die heeft kruipende stengels en breidt zich als het ware als een vlek uit. Hij is overigens niet zwart, maar gewoon groen, glimmend heldergroen zelfs, in de winter naar rood neigend. De bessen echter - die zich na de onopvallende bloei in het voorjaar ontwikkelen - zijn zwart, kraaizwart. Black Crowberry, zeggen de Engelsen. Op sommige dagen is zwart wel het laatste waar je bij kraaiheide aan denkt: de deken-achtige groei en zijn winterharde, glimmende mini-blaadjes kunnen bij lage winterzon voor prachtige plaatjes zorgen.

Tags: