In Nederland zitten ze op Jacobskruiskruid, altijd, de geel-met-zwarte zebrarupsen. En altijd met veel. Het is de opvallende voorbode van het bescheiden rood-zwarte Sint-Jansvlindertje. Op Bonaire zijn de zebrarupsen een stuk groter, hebben er ook nog witte strepen bij en zijn - voor en achter - voorzien van zwarte voelhoorns. Zij zorgen voor een nieuwe generatie grote, alomtegenwoordige Monarchvlinders. Zoals de Nederlandse op een giftige plant leeft, kruipt de Bonaireaanse Zebra rond in de giftige Katoenbomen. Beide hebben ze er het rijk alleen.
Een bijkomend voordeel van hun giftige rijk alleen is dat ze er ook zelf giftig van worden. En dus oneetbaar. Ze doen dan ook geen enkele moeite om niet op te vallen, integendeel: ze laten zien dat ze er zijn. Met hun zwart en gele schrikkleuren geven ze de boodschap af dat ze beter maar met rust gelaten kunnen worden. Je zou denken dat ze familie van elkaar waren, maar dat zijn de Bonaireaanse en Nederlandse zebrarups niet. Dat is aan de vlinders goed te zien. Waar Nederlandse zebrarupsen de larven van een vrij kleine nachtvlinder zijn, zijn de Bonaireaanse zebrarupsen de larvan van een grote dagvlinder.
Deze Monarchvlinder (Danaus plexippus, foto 3) is een echte kosmopoliet, een trekvlinder die duizende kilometers kan afleggen. Maar de Monarchvlinders op Bonaire trekken niet, ze hebben al genoeg te stellen met de straffe passaatwind die hen soms dreigt mee te sleuren terwijl ze van kleurige bloem naar nog kleuriger bloem gaan om daar met hun lange tong de nectar uit te zuigen. De rupsen mogen dan eenkennig zijn en nooit verder komen dan de Katoenboom, de vlinders houden van bijna alle bloemen en fladderen dat het een lieve lust is.
- « Vorige weblog Hanuman de apenkrijger (6 maart 2015)
- Volgende weblog » Zoemende Shimaruku (28 maart 2015)