Génestet, P.A. de (1829-1861)

Als ik des zomers

Als ik des zomers, duffe stadswal, u ontweken,
Mijn jonge jeugd geniet in zachte hemelstreken,
   En baad in morgenkoelte en dweep in
   maneschijn
   Aan 't blauwe Sparen of den dichterlijken Rijn,
Waar lieve mensen langs de groene heuvlen
wonen,
Waar 't hoge woud weerklinkt van blijde
hemeltonen,
   Waar ik de bloempjes ken ! waar ik de tijd
   vergeet,
   En van geen zorg - ei neen ! van dag noch
   datum weet;
Waar ik geen last heb van mij-zelf noch van mijn
vrinden,

Dolce far niente

Ik lig in Hollands dierbaar duin,
    Zo zacht in 't lauwe zand,
En naast mij zit een blozend kind,
    Een dochter van het strand.
Een zilvren wolkje speelt en drijft
    Aan 's Hemels blauwe boog;
Een zoele vrede straalt en daalt
    Op aarde van omhoog.
Het zilvren wolkje lacht en lokt,
    Als riep het: 'O ga mee,
Reis met mij naar een beter land,
    Ver over zee bij zee!
Zeg knaap, indien ge eens vleuglen hadt,
    Zeg, vloodt gij de aarde niet?
't Is heerlijk in dees vrije lucht,

Boutade

O land van mest en mist, van vuile, koude regen,
Doorsijperd stukske grond, vol kille dauw en damp,
Vol vuns, onpeilbaar slijk en ondoorwaadbre wegen,
Vol jicht en parapluies, vol kiespijn en vol kramp!
O saaie brij-moeras, o erf van overschoenen,
Van kikkers, baggerlui, schoenlappers, moddergoôn,
Van eenden groot en klein, in allerlei fatsoenen,
Ontvang het najaarswee van uw verkouden zoon!
Uw kliemerig klimaat maakt mij het bloed in de aderen
Tot modder; 'k heb geen lied, geen honger, vreugd noch vreê.

Abonneren op RSS - Génestet, P.A. de (1829-1861)

Home button