Voorzichtig aait de zon zijn stralen
langs een natgevlekte stam,
de zomer die al weg was
sluipt terug
door heimwee overmand.
Het leven was aan het verdwijnen
in de harde takken, wortels
knollen, in het zaad zoals
de zee bij afgaand tij in zand.
De inktzwam strekte onbedreigd
zijn vuile witte vingers uit
het koud geworden gras, maar aarzelt
waar nu weer het zonlicht landt.
De waaiers roodverbrande blaadren
die allengs verdrogend krulden,
blijven hangen om het licht
te vangen in hun gouden hand.
Onwennig door de zon beschenen
glimt het half ontklede leven
druipend van de koude nacht
vandaag van herfstverval ontheven,
sterke lucht maar zonder kracht
geen groei meer, slechts een groet
aan hier geconserveerde pracht
die opgeslagen wachten moet.
In alle nissen en kapellen
van de najaarskathedraal
wordt voor het laatst de lof gezongen
van het zomerideaal
dat gisteren gestorven is.
Een herfstcantate.
Afscheidsmis.
Vaak is er wel zo'n moment in het najaar: dat het éven weer een beetje zomer lijkt, het verval van de natuur tot stilstand komt. Zon, naar buiten! Op beschutte plekken is het warm, geen mooiere tijd om de herfst te beleven. 'Herfstcantate' (uit: Het vijfde seizoen, 2007) bezingt zo'n moment van verstilling en genieten. Natuurlijk in het besef dat het niet meer dan een adempauze is en hij snel weer verder zal gaan, de onvermijdelijke gang die ons meeneemt en naar de winter brengt. Maar dat is later pas. Eerst genieten van het onverwacht nagezonden restje zomer, geen gedachten. Vooral niet over later.
Herfstcantate werd ook in 2011 'uitgelicht'.