Spiegeling

I.

Te O. zag ik hem staan
vertwijfeld
met zijn wieken slaan
onmachtig malend
in een loze plas
nostalgie
op een vlot van gras
tussen wandelaars en eenden
winkels, dertien het dozijn,
de flats die ooit vooruitgang schenen,
auto's, mensen, straat en plein,
dat harteloze heden
omklemt de molen van weleer
die weerloos te kijk staat,
oude luister
in zijn hemd.

II.

In zijn houten kop
schanst het verleden
trots en plichtsgetrouw
maalt hij daar door
nooit afgesneden
van het vege water en de wind
die nu alleen bij Albert Heijn
- 't zal wel weer bonusvoordeel zijn -
een doorgang vindt;
hij waant zich steevast
in de weiden van weleer
die over asfalt, winkelkarren
flappervlaggen en verkeer
liggen gespreid
met sloten in gelid, het wijde
waaien, vol in zijn generfd gezicht,
een onversaagd en machtig draaien
schoepen die slaan
standvastige voorpost
in de strijd om het bestaan.

De oude molen heeft geen functie meer, behalve mooi zijn.

Home button