Het nieuwe jaar
staat nu nog leeg
maar in voorzichtig zonlicht
zaagt de koolmees
in de takken al gewoon
herhaalt zijn dubbeltoon
en vult
de laag doorschenen kaalheid
van het park
de bladergrond
doorboord
met scherpe punten
ongeduldig leven
en gescharrel
van de koperwiek.
Die wil nog lang niet
weten van vertrek
naar verre oorden
ruilen van dit bladerdek
voor barre bodems
van het noorden,
schuilt met soortgenoten hier
in camouflagepak
om nog niet uitgezet te worden
maar het ticket al op zak.
Een tussentijd is het: de winter is nog niet verslagen, maar het voorjaar kondigt zich aan. De ene dag wordt geregeerd door de kou, de volgende ademt voorjaar. We willen vooral dat laatste zien, geneigd als we zijn om vooruit te kijken, en realiseren ons niet altijd dat de komst van het een, het vertrek van iets anders is. Van de Koperwiek bijvoorbeeld, een verwant van de Merel en de Lijster die bij ons overwintert en daarna weer vertrekt, moet vertrekken, terug naar het noorden. Als je ze aan het eind van de winter hier nog lekker ziet scharrelen, zou je bijna denken dat ze daar helemaal geen zin in hebben...
Uit: 'Het vijfde seizoen' (2007)