Vorstelijk

 
Vannacht is alles wit bezet
beslagen door de vorst
de winterkoning die royaal
zijn onderdanen heeft omhangen,
rijk bekleed met fijn kristal
dat bij de eerste zon
als kroonjuwelen glanzen zal
en tooien alles wat gebukt
te wachten stond
om dan weer te verdampen
als een koninklijke wenk
die stervelingen nederig
doet achterblijven in verlangen
naar het volgende geschenk.
 

Koning Winter laat zich zien, in dit gedicht uit Het vijfde seizoen (2007). Hij geeft en neemt. Zonder aanziens des persoons schenkt hij juwelen aan takken, stengels, verschrompelde bladeren, hekken en paaltjes. Vroeg in de morgen hangt hij ze om, met liefde. Maar later op de dag neemt hij ze ook weer weg, want het moet bijzonder blijven, deze pracht en praal voor stervelingen. Om van te genieten zolang het kan en daarna herinnering te worden, een herinnering aan zijn onsterfelijke macht.

Home button